
Jurisprudentie
BG4475
Datum uitspraak2008-10-28
Datum gepubliceerd2008-11-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08 / 1012 GEMWT W1 V en 08 / 889 GEMWT W1 A
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08 / 1012 GEMWT W1 V en 08 / 889 GEMWT W1 A
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoekster heeft gesteld dat zij door de weigering haar twee parkeervergunningen te verlenen in aanzienlijke mate in haar (financiële) belangen wordt geschaad. Verweerder heeft geen oog gehad voor deze belangen en verzuimd deze te betrekken bij een belangenafweging. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het advies evenmin blijk wordt gegeven van een belangenafweging. Door na te laten informatie te verzamelen over de betrokken belangen en deze af te wegen bij de beoordeling van de aanvraag, heeft verweerder in strijd gehandeld met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voorts is het advies van de Commissie Bezwaarschriften innerlijk tegenstrijdig wat betreft de vaststelling van de feiten betreffende de parkeerdruk in de Emmastraat. De conclusie dat het pand van verzoekster bereikbaar is per auto en er in de nabijheid mogelijkheid is om te parkeren, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter tegenstrijdig met de feitelijke constatering dat de parkeerdruk in de Emmastraat hoog is. Deze motivering kan derhalve de conclusie niet dragen. Het bestreden besluit is derhalve ook in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummers: 08 / 1012 GEMWT W1 V en 08 / 889 GEMWT W1 A
uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:86 Algemene wet bestuursrecht
in het geschil tussen:
Ecocentrum Emma,
gevestigd te Enschede, verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde], werkzaam bij Ecocentrum Emma te Enschede,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede,
verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 7 juli 2008.
2. Procesverloop
Op 29 januari 2008 heeft verzoekster een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van twee bezoekersparkeervergunningen ten behoeve van de panden Emmastraat 187-189 nabij het pand van verzoekster.
Bij besluit van 7 maart 2008 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Verzoekster heeft bij brief van 16 maart 2008 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 7 juli 2008 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster op 19 augustus 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij verzoekschrift van 24 september 2008 is aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat verweerder wordt bevolen om aan verzoekster twee bezoekersparkeerkaarten te verstrekken tot aan een definitieve uitspraak.
Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 24 oktober 2008, waar [gemachtigde] namens verzoekster is verschenen, terwijl verweerder zich niet heeft doen vertegenwoordigen.
3. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, door een partij in de hoofdzaak aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd. Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Indien naar het oordeel van de voorzieningenrechter na de zitting als bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij op grond van het bepaalde in artikel 8:86 van die wet onmiddellijk uitspraak doen op het door de verzoeker bij de rechtbank ingediende beroep tegen het bestreden besluit. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter van oordeel, dat nader onderzoek geen relevante bijdrage meer kan leveren voor de oordeelsvorming. Derhalve zal tevens worden beslist op het door verzoekster ingestelde beroep.
In geschil is de vraag of verweerder terecht heeft geweigerd om aan verzoekster een tweetal parkeervergunningen te verlenen.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd aan haar een tweetal parkeervergunningen te verstrekken.
Hiertoe voert verzoekster aan dat verweerder onvoldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij de intrekking van de vorige parkeervergunningen. Voorts heeft verweerder ten onrechte de vergunning reeds voortijdig ingetrokken.
Daarnaast voert verzoekster aan dat de Parkeerverordening 2007 in Afdeling V, artikel M, bepaalt dat bestaande aanwijzings- en uitgiftebesluiten van kracht blijven. Verzoekster voert verder aan dat zij nooit geïnformeerd is over wijzigingen in de parkeerverordening en dat oude verordeningen niet zijn gearchiveerd. De vrees voor precedentwerking acht verzoekster ongegrond.
Meer inhoudelijk voert verzoekster aan dat de parkeerdruk in de Emmastraat hoog is waardoor ruimte voor kort parkerende bezoekers van het ecocentrum moeilijk te vinden is. Ten onrechte heeft verweerder geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule. Verder bestaat er onduidelijkheid over het parkeerbeleid.
Tevens stelt verzoekster dat door het automatisch afgeven van parkeervergunningen vanaf 2001 er bij haar verwachtingen zijn gewekt voor de toekomst.
Ingevolge artikel D, tweede lid, van de Parkeerverordening 2007 (hierna: de verordening) kunnen burgemeester en wethouders, indien en zolang het maximale door burgemeester en wethouders vastgestelde aantal vergunningen in een zone, gelegen in het B-gebied, niet is overschreden, op aanvraag van degene die een beroep of bedrijf uitoefent in een pand gelegen in het B-gebied, en die aantoont dat het in het belang van diens bedrijfsuitvoering noodzakelijk is bezoekers te kunnen ontvangen, één bezoekersvergunning per adres verlenen.
Blijkens de stukken zijn aan verzoekster van 2001 tot en met 2007 jaarlijks parkeervergunningen verstrekt. Medio 2007 heeft verweerder de borden voor parkeren voor vergunninghouders eerst doen verwijderen, doch nadien uit overwegingen van redelijkheid en billijkheid laten staan tot en met 31 december 2007. Tevens is verzoekster medegedeeld
dat per 1 januari 2008 het beleid voor parkeren voor vergunninghouders zou worden beëindigd.
Vooropgesteld moet worden dat de bevoegdheid tot het al dan niet verlenen van parkeervergunningen ruime beoordelingsmarges kent, waarbinnen verweerder bij het nemen van een dergelijk besluit de betrokken belangen tegen elkaar afweegt.
De voorzieningenrechter constateert dat verweerder, voor wat betreft de motivering van het bestreden besluit, uitsluitend verwijst naar het advies van de Commissie Bezwaarschriften van 7 juli 2008.
Op grond van artikel D, tweede lid, van de verordening komt verweerder een discretionaire bevoegdheid toe om al dan niet tot het verlenen van een bezoekersvergunning over te gaan. Deze discretionaire bevoegdheid brengt met zich dat verweerder alle betrokken belangen dient af te wegen bij zijn besluitvorming. Verzoekster heeft gesteld dat zij door de weigering haar twee parkeervergunningen te verlenen in aanzienlijke mate in haar (financiële) belangen wordt geschaad. Verweerder heeft geen oog gehad voor deze belangen en verzuimd deze te betrekken bij een belangenafweging. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het advies evenmin blijk wordt gegeven van een belangenafweging. Door na te laten informatie te verzamelen over de betrokken belangen en deze af te wegen bij de beoordeling van de aanvraag, heeft verweerder in strijd gehandeld met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Reeds hierom dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
Voorts is het advies van de Commissie Bezwaarschriften innerlijk tegenstrijdig wat betreft de vaststelling van de feiten betreffende de parkeerdruk in de Emmastraat. In overweging 9 stelt de Commissie dat het niet onmogelijk is om per auto naar het Ecocentrum te komen en wijst zij op de mogelijkheid tot parkeren in de Emmastraat. Vervolgens is de commissie in overweging 10 van mening dat, nu de Emmastraat zich in de directe omgeving van de Saxion Hogeschool bevindt en veel studenten en docenten daar langdurig hun voertuig parkeren, het risico bestaat dat, zonder duidelijke markering, de parkeerplaatsen voor de panden aan de Emmastraat 187-189, door anderen bezet zullen worden. De conclusie dat het pand van verzoekster bereikbaar is per auto en er in de nabijheid mogelijkheid is om te parkeren, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter tegenstrijdig met de feitelijke constatering dat de parkeerdruk in de Emmastraat hoog is. Deze motivering kan derhalve de conclusie niet dragen. Het bestreden besluit is derhalve ook in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Daarnaast wijst de Commissie Bezwaarschriften in overweging 5 van haar advies er op dat op grond van nieuw beleid het parkeren voor vergunninghouders per 1 januari 2008 zou worden beëindigd. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting zou de feitelijke situatie in het deel van de Emmastraat waar verzoekster gevestigd is, ongewijzigd zijn gebleven. Van enige beleidswijziging betreffende dat gedeelte van de Emmastraat lijkt daarom geen sprake. Het aanwijzingsbesluit voor betaald parkeren en parkeren voor vergunninghouders, ziet in elk geval niet op het gedeelte van de Emmastraat waar verzoekster is gevestigd, maar op het gedeelte tussen de Kortenaerstraat en de Haaksbergerstraat. Nu niet is gebleken dat er sprake is van een beleidswijziging, die ziet op het gedeelte van de Emmastraat waar verzoekster is gevestigd, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de Commissie haar advies bovendien ten onrechte baseert op een beleidswijziging.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat vast dat aan het advies van de Commissie Bezaarschriften en derhalve aan het onderzoek van verweerder en de motivering van het bestreden besluit ernstige gebreken kleven. Nu dit reeds thans kan worden vastgesteld acht de voorzieningenrechter nader onderzoek niet noodzakelijk voor de beoordeling van deze zaak, in verband waarmede de voorzieningenrechter mogelijkheid ziet om op grond van artikel 8:86 van de Awb uitspraak te doen op het door verzoekster ingediende beroep.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat verweerder zijn oordeel redelijkerwijs niet heeft mogen baseren op het advies van de Commissie Bezwaarschriften. Vanwege het ontbreken van een belangenafweging en de innerlijke tegenstrijdigheid van het advies zal de voorzieningenrechter het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
Vanwege de beslissing op het beroep in de hoofdzaak wordt niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, zodat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zal verklaren.
Op grond van het vorenoverwogene acht de voorzieningenrechter het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het verzoek en beroep, zijnde reiskosten ad EUR 7,30.
De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te bepalen dat de gemeente Enschede aan verzoekster het griffierecht voor de voorlopige voorziening ad EUR 288,-- vergoedt.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo,
Recht doende:
I Op het beroep in de hoofdzaak:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van verweerder van
7 juli 2008, kenmerk BZ.1.08.0315.001;
- draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op EUR 7,30, door de gemeente Enschede te betalen aan verzoekster;
- verstaat dat de gemeente Enschede aan verzoekster het griffierecht ad EUR 288,-- vergoedt.
Tegen dit onderdeel van de uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
II Op het verzoek om voorlopige voorziening:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
- verstaat dat de gemeente Enschede aan verzoekster het griffierecht ad EUR 288,-- vergoedt.
Tegen dit onderdeel van de uitspraak staat geen hoger beroep open.
Aldus gegeven door mr. J.H. Keuzenkamp, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Bosch als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28-10-2008.
Afschrift verzonden op 28-10-2008
mtl